Kors Pater was boswachter/jachtopzichter bij Staatsbosbeheer en was verantwoordelijk voor het gebied 'het Leersumse veld'. Hij woonde met zijn gezin in een huis op de grens van Leersum en Maarsbergen, in het bos aan de Leersumse plassen. Pater was tijdens de 2de Wereldoorlog lid van de verzetsgroep Maarn. Hij was voor de duivel niet bang en zeker niet voor de Duitsers. Hij werd op handen gedragen door verschillende verzetsgroepen uit de omgeving. Diverse keren kwam Kors in conflict met de bezetter, die weer eens een bezoekje aan zijn huis deed. Met zijn kalme gedrag liet hij zich niet gek maken en deed gewoon wat hij moest doen: zo snel mogelijk die Duitsers weg werken.

Vele mensen uit de omgeving wisten niet dat hij bijzondere onderduikers verborgen hield op het Leersumse veld en thuis. Zijn zoons Wulf en Marinus waren vrijgesteld voor arbeidsdienst in Duitsland, omdat zij landbouwers waren en hier nodig waren. Deze twee broers waren ook lid van de Binnenlandse Strijdgroep Maarsbergen en bouwden hier in het gebied op twee plekken onderkomens voor de verzetsgroepen Maarn en Leersum. Dit gebeurde allemaal in het “Sperrgebiet”, dus verboden gebied, onder de neus van de bezetters. In deze onderkomens werden wapens en munitie, maar ook vluchtelingen verborgen gehouden. Het verzet hield daar ook zijn oefeningen en besprekingen.

Na de oorlog is er een pad naar Kors Pater vernoemd tussen de Heulweg en de Utrechtsebaan, in het gebied van Staatsbosbeheer.